Niveau Europees Referentiekader

Het globale niveau dat getest wordt, is B2 of C1.  
Hieronder volgt een gedetailleerde beschrijving van de verwachte deelcompetenties zoals ze in de ITNA geoperationaliseerd worden. 

 

 

 

 

 

BEREIK EN BEHEERSING VAN DE WOORDENSCHAT
B2       C1
Bereik:
Beschikt over een goede woordenschat voor zaken die verband houden met het eigen vakgebied en de meeste algemene onderwerpen. Kan variatie aanbrengen in formuleringen om te veel herhaling te voorkomen, al kunnen hiaten in de woordenschat nog wel tot aarzeling en omschrijving leiden. Kan de passende collocaties van veel woorden/gebaren in de meeste contexten tamelijk stelselmatig produceren. Kan veel van de specialistische woordenschat in het eigen vakgebied begrijpen en gebruiken, maar heeft problemen met specialistische terminologie daarbuiten (B2)

 

Beheersing:
Passendheid in woordkeuze is over het algemeen hoog, al komen enige verwarring en onjuist woordgebruik wel voor zonder de communicatie in de weg te staan. (B2)

      Bereik:
Heeft een goede beheersing van een breed repertoire aan woorden, waardoor hiaten in de woordenschat gemakkelijk kunnen worden gedicht met omschrijvingen; er is in geringe mate sprake van zichtbaar zoeken naar uitdrukkingen en vermijdingsstrategieën. Kan in bijna alle situaties kiezen uit meerdere opties in de eigen woordenschat door gebruik te maken van synoniemen en zelfs minder gebruikelijke woorden/gebaren. Heeft een goede beheersing van idiomatische uitdrukkingen en uitdrukkingen uit de spreektaal; kan vrij goed met woorden/gebaren spelen. Kan het bereik van technische woordenschat en idiomatische uitdrukkingen dat gebruikelijk is in het eigen specialisatiegebied begrijpen en adequaat gebruiken. (C1)

 

Beheersing:
Incidentele kleine vergissingen, maar geen echte fouten in woordkeuze. (C1)

 

 

 

GESPROKEN VLOEIENDHEID
B2       C1
Kan langere stukken taal produceren in een redelijk gelijkmatig tempo; ondanks eventueel aarzelen tijdens het zoeken naar patronen en uitdrukkingen, zijn er weinig merkbare pauzes. Kan zo vloeiend en spontaan reageren dat een normale uitwisseling met gebruikers van de doeltaal mogelijk is zonder dat dit voor een van de partijen belastend is (B2)       Kan zich vrijwel moeiteloos vloeiend en spontaan uitdrukken. Slechts een begripsmatig moeilijk onderwerp kan een natuurlijke, vloeiende taalstroom hinderen. (C1)

 

 

 

 

COHERENTIE EN COHESIE
B2       C1
Kan gebruikmaken van een beperkt aantal cohesie-bevorderende elementen om uitingen te verbinden tot een helder, coherent betoog, hoewel in een langere bijdrage sprake kan zijn van een zekere ‘springerigheid’. (B2)       Kan duidelijke, vloeiende, goed gestructureerde taal voortbrengen, die getuigt van een goede beheersing van ordeningspatronen, verbindingswoorden en cohesie-bevorderende elementen. (C1)

 

 

 

ALGEMENE FONOLOGISCHE BEHEERSING
B2       C1
Kan in het algemeen een passende intonatie gebruiken, de juiste klemtoon leggen en afzonderlijke klanken duidelijk articuleren; het accent wordt meestal beïnvloed door een andere taal of andere talen, maar dit heeft weinig of geen effect op de verstaanbaarheid
Kan een groot deel van de klanken in de doeltaal duidelijk articuleren in langere spreekbeurten; is volledig verstaanbaar ondanks een aantal stelselmatige uitspraakfouten. Kan generaliseren vanuit het eigen repertoire om de fonologische kenmerken van de meeste niet-vertrouwde woorden (bijvoorbeeld klemtoon) redelijk nauwkeurig te voorspellen (bijvoorbeeld tijdens het lezen).
Kan gebruikmaken van prosodische kenmerken (bijvoorbeeld klemtoon, intonatie, ritme) om de boodschap te ondersteunen, hoewel er enige invloed is van andere talen. (B2)
      Kan gebruikmaken van het volledige scala van fonologische kenmerken in de doeltaal met voldoende beheersing om volledig verstaanbaar te zijn. Kan vrijwel alle klanken van de doeltaal articuleren; sommige kenmerken van een accent dat is overgehouden uit een andere taal of andere talen kunnen merkbaar zijn, maar dit is niet van invloed op de verstaanbaarheid.
Kan vrijwel alle klanken van de doeltaal met een hoge mate van beheersing articuleren en kan zichzelf meestal verbeteren bij een hoorbaar verkeerde uitspraak van een klank.
Kan een vloeiend, verstaanbaar gesproken discours produceren met slechts af en toe een wat mindere beheersing van klemtoon, ritme en/of intonatie, wat niet van invloed is op de verstaanbaarheid of effectiviteit. Kan variëren in intonatie en de juiste klemtoon leggen om de eigen boodschap precies uit te drukken. (C1)

 

 

 

ALGEMENE LUISTERVAARDIGHEID
B2       C1
Kan de hoofdgedachten begrijpen van naar inhoud en vorm complexe gesproken tekst in een standaarddialect over concrete en abstracte onderwerpen, met inbegrip van technische besprekingen in het eigen vakgebied. Kan uitgebreide betogen en complexe redeneringen volgen, mits het onderwerp redelijk vertrouwd is en de richting van de discussie wordt aangegeven met expliciete signalen. (B2)       Kan genoeg verstaan om uitgebreide betogen te volgen over abstracte en complexe onderwerpen buiten zijn of haar eigen vakgebied, al moet hij of zij misschien af en toe een detail laten bevestigen, vooral wanneer het accent niet vertrouwd is. Kan een breed scala van idiomatische uitdrukkingen en uitdrukkingen uit de spreektaal herkennen, en merkt daarbij registerverschuivingen op. Kan een uitgebreid betoog volgen, ook wanneer het niet duidelijk gestructureerd is en wanneer verbanden slechts worden geïmpliceerd en niet uitdrukkelijk worden benoemd. (C1)

 

 

 

 

ALGEMENE LEESVAARDIGHEID en ORIËNTEREND LEZEN
B2       C1
Kan in hoge mate zelfstandig lezen, past zijn of haar leesstijl en -snelheid aan verschillende teksten en doeleinden aan, en maakt selectief gebruik van toepasselijke naslagwerken. Beschikt over een grote actieve leeswoordenschat, maar kan enige moeite hebben met weinig voorkomende idiomatische uitdrukkingen. (B2)

 

Kan snel lange, complexe teksten doorlezen en de relevante details vinden. Kan snel de inhoud en relevantie herkennen van nieuwsberichten, artikelen en verslagen over uiteenlopende professionele onderwerpen en dan beslissen of nadere bestudering de moeite waard is. (B2 = C1)

      Kan lange, complexe teksten op detailniveau begrijpen, ongeacht of ze betrekking hebben op het eigen vakgebied en na eventuele herlezing van moeilijke passages. Kan een breed scala van teksten begrijpen, waaronder literaire werken, artikelen in kranten en tijdschriften en specialistische academische of professionele publicaties, mits herlezing van de tekst en gebruik van naslagwerken mogelijk is. (C1)
Kan snel lange, complexe teksten doorlezen en de relevante details vinden. Kan snel de inhoud en relevantie herkennen van nieuwsberichten, artikelen en verslagen over uiteenlopende professionele onderwerpen en dan beslissen of nadere bestudering de moeite waard is. (B2 = C1) 

 

 

 

GRAMMATICALE CORRECTHEID
B2       C1
Goede beheersing van de grammatica; incidentele vergissingen, niet-stelselmatige fouten en kleine onvolkomenheden in de zinsstructuur kunnen nog voorkomen maar zijn zeldzaam en worden meestal achteraf verbeterd. (B2+)       Handhaaft consequent een hoge mate van grammaticale correctheid; fouten zijn zeldzaam en moeilijk aan te wijzen. (C1)

 

 

 

 

ORTHOGRAFISCHE BEHEERSING
B2       C1
De spelling is nauwkeurig, afgezien van een enkele verschrijving. (C1)       De spelling is nauwkeurig, afgezien van een enkele verschrijving. (C1)
 

 

 

     
bron: https://taalunie.org/publicaties/216/gemeenschappelijk-europees-referentiekader-voor-talen-leren-onderwijzen-beoordelen